Loggem, Dries van

Dries van Loggem (1922-2010)

Isaac (Dries) van Loggem is in Amsterdam geboren op 16 juli 1922. Zijn ouders zijn de diamantslijper Jacques van Loggem (Amsterdam 1893) en Betsy Witmond (Amsterdam 1890). Na Dries volgt op 11 december 1923 nog dochter Mary. Tot de noodlottige jaren 1942-‘43 woont het gezin aan de Tugelaweg 45 III in Amsterdam. Dries haalt er zijn eindexamen.

Weliswaar groeit Dries op in Amsterdam en woont hij het grootste deel van zijn leven in de Verenigde Staten, de jaren 1942-1949 in Zwolle zijn van grote en blijvende invloed geweest. Zwolle is dan ook de plek waar hij tot op hoge leeftijd regelmatig naar terugkeert.

Atie en Nico Noordhof

In april 1942 duikt Dries onder bij Atie en Nico Noordhof in de Zwolse P.C. Hooftstraat 18. Hier zal hij tot de bevrijding blijven. Het contact met Nico Noordhof loopt via Aron (Nol) van Boele, een neef van Dries die eveneens op de Tugelaweg woont op nummer 25 II. Nol is de verloofde van de Zwolse Klara Jetje (Klaartje) Koopman. Nico Noordhof had ooit op kamers gewoond bij Klaartje’s ouders aan de Jufferenwal 38 in Zwolle.

Nicolas Corneille (Nico) Noordhof en zijn vrouw Adriana Frederika (Atie) Bartel zijn allebei te Zwolle geboren in het jaar 1900. Nico werkt bij de Provinciale Waterstaat, Atie is pianolerares. Het in 1932 getrouwde paar blijft kinderloos. Naast Atie’s vader, Johan Bartel, nemen Atie en Nico uiteindelijk veertien onderduikers in hun huis op, onder hen Ruben Meijer Koopman met zijn dochter Klaartje en vijf leden van de Zwolse familie Caneel. Dries was hun eerste onderduiker. Atie en Nico zeggen nooit “nee” bij de opvang van Joden, behalve als hen wordt gevraagd om een moeder met een baby onderdak te geven. Dat zou te veel risico opleveren.

Trouwfoto van Atie en Nico Noordhof, 1932 (bron: Collectie Overijssel, 19136FD028688)

Leven in onderduik

Iedereen heeft een vaste taak in de huishouding. Dries schilt de aardappelen, maar hij doet dit zo dik dat hij beter kan gaan afwassen. Samen met de broers Caneel produceert hij de regionale editie van de ondergrondse krant Vrij Nederland. Typen moet voorzichtig gebeuren, opdat de buren het niet horen.

V.l.n.r. Gerard Caneel, Meijer Caneel en Dries van Loggem drukken Vrij Nederland (bron: Collectie Overijssel, 19132FD028684)

In de veronderstelling dat hij gezien zijn uiterlijk niet als Jood zal worden herkend, laat Nico Dries soms een kort rondje buitenshuis maken. In het begin maakt hij dankbaar gebruik van de gelegenheid om wat frisse lucht te scheppen, maar al gauw voelt hij zich op straat zo anoniem en eenzaam dat hij daarmee stopt. In het geheim op straat lopen voelt als surrogaatvrijheid. Af en toe wordt hij op pad gestuurd om ’s nachts bij de nabijgelegen Koningin Emmaschool in de vuilnisbakken naar etensresten te zoeken.

Dries (links vooraan) en andere onderduikers aan het diner ter gelegenheid van – vermoedelijk – Pesach/Pasen 1944 (bron: Collectie Overijssel, 19135FD028687)

Bij toerbeurt moeten de onderduikers de omgeving in de gaten houden. In de buurt zijn Duitse militairen gelegerd. Bij onraad verdwijnen alle onderduikers naar de dakgoot of wachten ze dicht op elkaar gepakt in een kleine ruimte achter de houten muur van een kamer totdat de kust veilig is. De onderduikers mogen niet naar het gewone toilet opdat de buren geen argwaan krijgen. Ze moeten gebruik maken van een emmer die regelmatig wordt geleegd. Het leven met zoveel onderduikers in de beperkte ruimte van één huis is niet makkelijk. Het zijn beklemmende jaren. Op 14 april 1945 wordt Zwolle bevrijd en kunnen de onderduikers tevoorschijn komen.

Het lot van Dries’ familie

Op enig moment eind ’43-begin ’44 neemt Atie Dries terzijde en vertelt hem dat zijn ouders en zusje zijn opgepakt en naar het oosten gedeporteerd. Voor Dries is het duidelijk dat zijn moeder als borstkankerpatiënt onmogelijk de ‘tewerkstelling in het oosten’ kan overleven. Hij raakt erg overstuur en Atie probeert hem zo goed als mogelijk op te vangen. Zijn angsten blijken terecht. Na verloop van tijd blijkt Dries de enige overlevende van zijn naaste familie. Zijn vader is op een onbekende plek in Polen omgekomen, uiterlijk op 31 maart 1944. Zijn moeder en zijn zusje Mary zijn op 22 oktober 1943 vermoord in Auschwitz. Ook zijn 15 in Nederland wonende ooms en tantes zijn vermoord en van zijn 13 neven en nichten overleven er slechts drie. In de loop van de decennia is de pijn van dit enorme verlies naar zeggen van Dries veranderd, maar zeker nooit verdwenen. Hij  is voor het leven getekend.

Atie Noordhof en Dries van Loggem, 1945 (bron: Collectie Overijssel, 19133FD028685)

Dries herpakt zich; de Zwolse periode

Naast de Noordhofs spannen meerdere mensen uit Zwolle, onder hen Meijer en Reina Kan-Slager, een sociaal en emotioneel vangnet voor Dries. Hij blijft nog ruim vier jaren in Zwolle, werkzaam als journalist bij het Zwolsch Nieuws- en Advertentieblad (Ten Heuvels Krant), in de wandeling ook wel genoemd “De Bult”. Het is werk waar hij van houdt en dat hem goed ligt, al valt het hem begrijpelijkerwijze erg moeilijk als rechtbankverslaggever collaboratiezaken te verslaan.

Afscheid bij vertrek van Dries naar Amsterdam, 22 oktober 1949. V.l.n.r. Dries, Meijer Kan, Clara de Groot, Harry Kan en Reina Kan-Slager (bron: familiearchief Kan)

Op zoek naar een nieuwe wereld

In het najaar van 1949 keert Dries terug naar Amsterdam, waar hij werkt als reclameman voor filmtheater Tuschinsky. Roeien is zijn favoriete sport en als instructeur bij roeivereniging Poseidon ontmoet hij Dora (Dolly) Izaaks, zijn toekomstige echtgenote. Dolly’s familie runt een lunchroom. Dora’s moeder is niet Joods, haar Joodse vader moest wel een ster dragen en werd enkele malen opgepakt maar kwam steeds weer vrij. Ook Dolly’s oudere zus overleeft de oorlog.

Veel Joden vonden het in de eerste naoorlogse jaren moeilijk in Nederland hun draai te vinden. Als zijn oom Maurits (Maurice) Witmond hem uitnodigt te komen werken in zijn diamantzaak in New York waagt Dries de grote stap en vertrekt  in 1953 naar Amerika, enige tijd later gevolgd door Dolly. Op 14 december 1955 trouwen zij in New York City. Maurits Witmond had via allerlei omwegen in juni 1940 New York weten te bereiken.

Tientallen jaren werkt Dries als succesvolle diamanthandelaar in het voornamelijk door Joden gerunde diamantdistrict. Diamanten zeggen hem eigenlijk niet zo veel, liever was hij journalist gebleven, vertelt hij later aan Igor Cornelissen. Het paar woont in een Joodse wijk in New York zonder echt te participeren in het Joodse leven. Dries is wel actief in de vrijmetselarij.

‘Jaarlijkse pelgrimage naar Zwolle’

Nico Noordhof overlijdt in 1953. Dries komt voor zaken regelmatig naar Antwerpen en bezoekt dan altijd Atie. Ook houdt hij andere Zwolse contacten aan, zoals Igor Cornelissen, Benno Levie en Harry en Olly Kan. Na het overlijden van Atie in 1983 blijft Dries trouw de graven van de Noordhofs bezoeken. Hij wil dat altijd alleen doen en noemt dit ‘mijn jaarlijkse pelgrimage’. Dikwijls neemt hij zijn in 1960 geboren dochter Brenda Geraldine mee naar Zwolle. Atie Noordhof had een bijzondere band met Brenda. Zij kon Brenda veel vertellen over de voor Dries allesbepalende oorlogsjaren waarover hij zelf nauwelijks sprak.

In 1999 zijn Dolly en Dries in Zwolle aanwezig bij de postume uitreiking van de Yad Vashem-onderscheiding ‘rechtvaardige onder de volkeren ‘ aan Atie en Nico Noordhof. Dries geeft bij die gelegenheid een interview aan RTV Oost in het voormalige huis van de Noordhofs. Dit interview is hier te downloaden. Indirect vertelt hij zo ook zijn dochter Brenda over zijn oorlogservaringen. Rechtstreeks is hij daartoe niet in staat.

Onthulling van een herinneringsplaquette aan de P.C. Hoofdstraat 14,1990. Dries derde van links (bron: Peter Caneel)
Dries en Dolly in de Zwolse synagoge tijdens de postume uitreiking van de Yad Vashem-onderscheiding aan de Noordhofs, 1999 (bron: Collectie Overijssel, Collectie Mirjam Kan)

Trauma’s

 ‘Survivor’s guilt’, schuldgevoel dat hij als een van de zeer weinigen in zijn familie de oorlog heeft overleefd, drukt zwaar. Geloof in God biedt geen troost. Waarom zou Hij dan dergelijke misdaden hebben toegestaan? Dries is een man van weinig woorden, droevig en kwaad. Zijn hele leven lang heeft hij er moeite mee zijn gevoelens te uiten. Omstreeks 2003 laat Dries zijn dochter in Amsterdam de buurt zien waar hij is opgegroeid. Ze gaan naar de Hollandsche Schouwburg, van waaruit zijn familie is weggevoerd. Bij de namenwand strijkt hij Brenda’s hand over de achternamen van zijn vermoorde familieleden. Het is de enige keer dat Brenda haar vader ziet huilen.

In 2003 verhuizen Dries, Dolly en Brenda vanuit New York naar Mission Viejo, ten zuiden van Los Angeles. In zijn laatste levensjaren glijdt Dries weg in dementie, gekweld door nachtmerries; beelden dat hij zijn ouders naar hem ziet toelopen of dat hij zijn moeder en zus hand in hand de gaskamer ziet binnenstappen. Hij vindt geen rust. Dries overlijdt op 3 december 2010. Zijn as is uitgestrooid over zee. Dolly overlijdt In april 2020.

Brenda realiseert zich dat haar vader iemand was met een warm hart, maar zijn trauma’s als holocaustoverlevende hebben ook haar niet onberoerd gelaten.

Dolly van Loggem-Izaaks (bron: Brenda van Loggem)
Brenda van Loggem (bron: Brenda van Loggem)

Verantwoording

Bronnen:
Jaap Hagedoorn, Veertien onderduikers in de Zwolse P.C. Hooftstraat, https://mijnstadmijndorp.nl/app/verhalen/veertien-onderduikers-in-de-zwolse-pc-hooftstraat
Mirjam Kan, ‘Dries van Loggem’, ca 2011. (Collectie Overijssel, Collectie Mirjam Kan).
Bevolkingsregister Amsterdam.
Correspondentie van Mirjam Kan met Brenda van Loggem en Igor Cornelissen, 2010-2011 (Collectie Overijssel, Collectie Mirjam Kan).
Correspondentie van Max Kan met Brenda van Loggem, 2021-2022 (Archief Max Kan).
Interview Igor Cornelissen met Dries van Loggem, Het Parool, 16 maart 1991.
Interview RTV Oost met Dries van Loggem, 1999 (Collectie Overijssel, film 14665 BB03855).
http://sousamendesfoundation.org/family/konijn-montezinos-polak-witmond
www.wiewaswie.nl
Tekst:
Mirjam Kan z.l. en Max Kan
Laatst bewerkt:
Augustus 2022

Kan-Kok

Hartog Izak Kan (1922-2009) en Olga Kok (1929-2020)

Hartog Izak (Harry) is geboren in Steenwijk op 3 maart 1922 als enig kind van  Meijer Kan (1895-1962) en Reina Kan-Slager (1897-1986). Olga (Olly) Kok ziet het levenslicht op 8 januari 1929 in Berchem, gemeente Antwerpen. Zij is de dochter van Willem Kok (1899-1930) en Anna Paulina (Anneke) Zeldenrust (1904-1994). Voor Willem Kok is het dan zijn tweede huwelijk. Zijn eerste vrouw Nannette Rebecca Goudvis (1899-1926) was jong overleden. Uit zijn eerste huwelijk had Willem een zoon, Alfred William (Freddy) (1924-2010).

Jeugd van Harry

Harry groeit op in Steenwijk. Als de oorlog uitbreekt, heeft hij net zijn diploma gehaald aan Steenwijkse Rijks HBS. Als zovelen duikt Harry onder. Van 1942 tot de bevrijding in mei 1945 verhuist hij telkens weer naar nieuwe onderduikadressen in de Kop van Overijssel en in Friesland. De langste tijd, van juli 1943 tot januari 1945, brengt hij door bij de familie Huisman in De Wetering. Met hen zal de familie Kan altijd contact blijven houden. Harry’s ouders moeten elders onderduiken. Honger kennen ze niet, op het platteland is er altijd wel eten beschikbaar. 

Na afronding van zijn middelbare schoolopleiding dacht Harry erover om arts te worden. Maar na de oorlog heeft hij niet het geduld en de rust om op een kamer te gaan zitten studeren. Het gezin verhuist naar Zwolle en Harry gaat bij zijn vader in de zaak werken.

Harry als leerling van de RHBS Steenwijk, ca 1940 (bron: familiearchief Kan)
Harry met zijn ouders in Zwolle, 1946 (bron: familiearchief Kan)

Jeugd van Olly

Olly’s ouders en voorouders hebben altijd de Nederlandse nationaliteit gehad, maar woonden afwisselend in Amsterdam en Antwerpen. Haar vader, boekhouder van beroep, overlijdt op dertigjarige leeftijd in 1930. Zoals de meeste Antwerpse Joden wordt hij begraven in Putte, Zeeuws- Vlaanderen. Olly’s moeder blijft achter met stiefzoon Freddy en haar dochter van net een jaar oud. De grootouders Kok vertrouwen hun schoondochter de verdere opvoeding van haar stiefzoon niet toe en nemen Freddy onder hun hoede.

Olly’s vader Willem Kok als jongvolwassene (bron: familiearchief Kan)
Olly met haar halfbroer Freddy, ca 1931 (bron: familiearchief Kan)

Naar Nederland

In 1933 besluit Anneke met Olly in Nederland te gaan wonen. In eerste instantie trekken zij in Den Haag in bij Anneke’s zus Hendrika Sarah (Jetty) en haar man Nathan Gobets. De twee vrouwen verdienen de kost als hoedenmaaksters. Koningin Wilhelmina heeft nog een hoed bij de zussen besteld. Op  30 juli 1936 hertrouwt Olly’s moeder in Amsterdam met tandarts Hartog Simon (Hans) Pos en verhuist Olly naar de hoofdstad. Tijdens de eerste oorlogsjaren kan zij nog enige tijd onderwijs blijven volgen, vanaf het najaar van ’41 gedwongen door de bezetter op een school voor uitsluitend Joodse kinderen. Daarna duikt zij onder in Amsterdam. Zo nu en dan moet ze naar een ander onderduikadres. Eenmaal wordt zij opgepakt, maar door bemiddeling van haar stiefvader komt ze weer snel vrij. Aan het einde van de oorlog lijdt zij honger. Haar moeder en stiefvader duiken elders onder.

Na de oorlog rondt Olly de middelbare school af. Haar stiefvader overlijdt op 27 november 1946. Alles bij elkaar is het voor Olly moeilijk om haar plek in het leven te vinden. Zij werkt eerst als au pair in London en gaat daarna een jaar bij haar halfbroer Freddy en diens vrouw in Washington wonen. Daar volgt ze opleidingen voor binnenhuisarchitectuur en schoonheidsspecialisme. Terug in Nederland gaat ze bij de Bijenkorf in Amsterdam werken.  

Olly met haar moeder Anneke Zeldenrust en haar stiefvader Hans Pos (bron: familiearchief Kan)
Olly in de periode dat zij in Washington DC woont (bron: familiearchief Kan)

Gezin

Begin jaren vijftig leren Olly en Harry elkaar kennen op de tennisbaan van de Joodse sportvereniging Maccabi in Amsterdam. Op 10 juni 1954 trouwen zij voor de wet in Amsterdam, gevolgd door de Choepa op 13 juni in de Zwolse synagoge. Het jonge paar woont in bij Harry’s ouders totdat hun huis aan de Wipstrikkerallee 156 klaar is. In 1955 wordt hun dochter Mirjam geboren en in 1959 hun zoon Max. Olly heeft zoals zo veel vrouwen van haar generatie na haar huwelijk geen betaald werk buitenshuis.

Harry en Olly onder de Choepa in de Zwolse synagoge, 1954 (bron: familiearchief Kan)
Mirjam en Max Kan in de Wipstrikkerallee, ca 1961 (bron: familiearchief Kan)

Firma H. Kan en Zoon

Harry treedt als groothandelaar in schroot, lompen en oud papier in de voetsporen van zijn vader en grootvader. Meijer Kan had na de oorlog de zaak van de in Westerbork gestorven Eduard Danneboom aan de Van Karnebeekstraat 33-37 overgenomen, evenals de Firma Boektje in Kampen. Als zijn vader in 1962 overlijdt, neemt Harry het bedrijf formeel over. Lompen en oud papier worden aan de Van Karnebeekstraat gesorteerd en in balen verpakt. Voor de opslag en verwerking van schroot koopt de firma in de jaren vijftig een terrein aan de Industrieweg, nu de Burgemeester Roelenweg, ter hoogte van het huidige gebouw van Dimence. Op 5 maart 1964 stelt burgemeester Roelen daar een van Europa’s modernste schrootverwerkingsmachines in bedrijf. In 1977 komt aan de bedrijfsactiviteiten een einde en verkoopt Harry de vestigingen in Zwolle, Kampen en het oude bedrijfsterrein in Steenwijk.

Harry voor het bedrijfspand aan de Van Karnebeekstraat in Zwolle (bron: familiearchief Kan)
Schrootverwerking aan de Industrieweg (foto: Dolf Henneke, bron: familiearchief Kan)

Joodse gemeente

Harry en Olly zijn altijd intensief betrokken geweest bij de Zwolse Joodse gemeente en het land Israël via bestuurlijke functies, de organisatie van uiteenlopende activiteiten en het onderhouden van velerlei contacten.

Olly zet zich in voor de Zwolse afdeling van de Joodse vrouwenorganisatie WIZO (Women’s International Zionist Organization). De WIZO., opgericht in 1920, kende sinds 1948 een Nederlandse tak, gericht op ondersteuning van vrouwen en kinderen in Israël. Via jaarlijkse bazars werd geld ingezameld. De afdeling Zwolle stopt met haar activiteiten in de jaren tachtig. De menskracht was er niet meer om grootscheepse bazars op te zetten.

De WIZO-dames die de bazar in 1974 organiseerden. V.l.n.r. boven: Mirjam Kan, Anne Brest. Midden: Betsy Stibbe-Cats, Bep Peeper, Betsy Hony-Troostwijk, Alie Denneboom, Freddy Markx (landelijk voorzitster WIZO, was op bezoek), Barbara de Leeuwe, mw De Jager. Onderste rij: Kitty Sanders-Frankfort, Fie Roseband-van Straten, Lies de Leeuw, Alie Sanders-Hekscher, Emmie de Leeuw-Koster, Ilse Hes, Fie de Leeuwe-Marcus, Olly Kan-Kok, Esje Blog-Steren, Levien de Weerd, Julia de Weerd, Hilde Marcus (bron: familiearchief Kan)          

Tot op hoge leeftijd is Olly lid van het bestuur van de (voormalige) afdeling Zwolle van het Genootschsp Nederland-Israel. Doel van dit genootschap is de vriendschapsbanden tussen Nederland en Israël te versterken door het organiseren van lezingen en culturele activiteiten over Israël of het jodendom.                                                                                         

Olly en Harry beheerden decennia lang samen het commissariaat van het Joods Nationaal Fonds (JNF) voor de regio Zwolle. Het JNF kwam eveneens voort uit de Zionistische beweging en kende vanaf 1902 een Nederlandse afdeling. Doel was financiële ondersteuning van het in cultuur brengen van woestijngebieden in Palestina, later Israël. Veel Joodse Zwollenaren markeerden belangrijke levensgebeurtenissen met een gift aan het JNF.

Familie-Boek van de Zwolse afdeling van het JNF (bron: archief N.I.G. Zwolle)

Harry is vanaf de jaren zestig actief in het bestuur van de Joodse gemeente, na het overlijden van Daan Stibbe in februari 2001 als voorzitter. Dit blijft hij tot zijn overlijden in 2009. Zijn grootste zorg was de steeds kleinere Joodse gemeenschap in Zwolle levensvatbaar te houden, gecentreerd rond de Sjoeldiensten tijdens Sjabbat en Joodse feestdagen. Minjan maken, het bijeenbrengen van tien volwassen Joodse mannen voor een volledige godsdienstige plechtigheid, was geen sinecure.  

Tweede grote zorg was het onderhoud en beheer van de synagoge. Dit ging de organisatorische en financiële draagkracht van de Joodse gemeente steeds meer te boven. Mede op initiatief van Harry Kan werd daartoe in 1985 de Stichting Voortbestaan Synagoge Zwolle opgericht. Ook hierbij bleef hij tot zijn dood bestuurlijk betrokken, van 2001-2009 als vicevoorzitter. Belangrijke mijlpaal was de herinwijding van de synagoge in 198 na een vijf jaar durende ingrijpende restauratie. Sindsdien heeft de synagoge naast haar godsdienstige functie ten behoeve van de Joodse gemeente tevens een culturele en educatieve bestemming.

Harry was als bestuurslid van de Joodse gemeente ook nauw betrokken bij de herdenkingen in Zwolle van de Tweede Wereldoorlog. Zo legt hij vele jaren namens de Joodse Gemeente op 4 mei een krans bij het monument in het Ter Pelkwijkpark tijdens Dodenherdenking.

Toespraak van Harry Kan over de toekomst van de Zwolse Joodse gemeente, begin jaren tachtig (bron: familiearchief Kan)
Wil Cornelissen, Harry Kan en Daan Stibbe op de biema met de Thorarol in de gerestaureerde synagoge, 1989 (bron: familiearchief Kan)

Vrijwilliger

Ook buiten Joodse kring is Harry als vrijwilliger actief. Hij is vele jaren penningmeester van de Zwolse yogaclub en tot op hoge leeftijd brengt hij maaltijden rond voor Tafeltje Dekje Zwolle. Uit erkentelijkheid voor zijn verdiensten voor de Zwolse gemeenschap, Joods én niet-Joods, ontvangt hij In 1996 uit handen van burgemeester Jan Franssen de versierselen als lid in de Orde van Oranje-Nassau.

Burgemeester Jan Franssen speldt Harry het lintje op, 1996 (bron: familiearchief Kan)

Latere jaren

Olly en Harry wonen ruim vijftig jaar in hetzelfde huis aan de Wipstrikkerallee 156. In 2005 verhuizen ze naar een appartement in de Zalnéflat aan het Weteringpark. Harry overlijdt in Zwolle op 30 november 2009. Hij wordt begraven op de Joodse begraafplaats in Zwolle. Na het overlijden van dochter Mirjam in 2015 besluit Olly naar Amsterdam te verhuizen. Zo woont zij dichter bij haar zoon Max en zijn gezin. Olly overlijdt op 17 oktober 2020 in Amsterdam. Ook zij ligt begraven op de Joodse begraafplaats in Zwolle, naast Harry en nabij haar schoonouders en moeder.

Harry en Olly, circa 2003 (bron: familiearchief Kan)

Verantwoording:

Bronnen:
Informatie en illustraties zijn afkomstig uit het familiearchief Kan. Dank aan Jaap Hagedoorn voor enkele belangrijke toevoegingen.
Tekst:
Mirjam Kan zl., Max Kan, Piet den Otter.
Laatst bijgewerkt:
Januari 2022

Nord, Meijer

Meijer Nord (1905-1945)

Meijer Nord werd op 8 januari 1905 geboren aan de Bitterstraat te Zwolle als tweede kind van Joseph Nord (Zwolle 1876-Amsterdam 1944) en Betje Koopman (Zwolle 1884-Amsterdam 1958). Meijer bleef ongehuwd.

DANSLERAAR

Na het afronden van de Gemeentelijke Handelschool te Zwolle is Meijer naar Brussel vertrokken om daar een ‘Diplome international’ te halen tot ‘Proffesseur de Danse et de Maintien’. Op 24 augustus 1925 meldt de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant dat Meijer Nord, dan slechts 20 jaar, een dansinstituut begint in Zwolle. Zijn lessen geeft hij in schouwburg Odeon aan de Blijmarkt. Een jaar later, op 20 november 1926 opent hij zijn eigen dansinstituut aan de Melkmarkt 30. Vanaf november 1928 biedt hij hier ook lessen in ‘ritmische gymnastiek’ aan. In november 1933 verhuist het dansinstituut (na enkele tussenadressen) naar een nieuwe zaal aan de Jufferenwal 44.

Enige bekende foto van het interieur van dansinstituut Nord in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 07-03-1934

STEEKPARTIJ

Op 5 oktober 1934 vindt er een drama plaats voor de deur van dansinstituut Nord. Een groepje jongens veroorzaakt al langere tijd overlast en zorgt ook op 5 oktober voor de nodige herrie. Als Meijer en een aantal van zijn leerlingen naar buiten komen om de jongens te verjagen, gaat het mis. Meijer wordt door de 17-jarige Arie Groothand met een mes in zijn linkerborst gestoken en zakt terplekke in elkaar. De jongelui maken dat ze weg komen, terwijl Meijer met spoed naar het Sophia ziekenhuis wordt gebracht. Pas zo’n 3 weken later wordt hij uit het ziekenhuis ontslagen. Uiteraard had hij nog enige tijd nodig om te herstellen en pas in december hervat hij langzaamaan zijn werkzaamheden. Die bestaan op dat moment vooral uit het leiden van feest- en dansavonden.

CRISISJAREN

Vanaf januari 1935 begon Meijer weer (privé)lessen te geven. Vanaf september beginnen er weer advertenties in de Zwolse Courant te verschijnen voor algemene lessen. Deze lessen gaf hij niet meer aan de Jufferenwal, maar weer in Odeon. Op 11 september 1937 verlaat Meijer Zwolle en vertrekt samen met zijn ouders naar Amsterdam. Lang zijn ze er echter niet gebleven, want op 19 oktober woonden zij weer samen in Zwolle; eerst aan de Eekwal 71, later aan de Thorbeckegracht 50. Hier opende Meijer een winkel in sieraden en (lichtgevende) reclamevoorwerpen

Meijer Nord met zijn zus Mietje, ongedateerd (bron: Particuliere collectie)

ONDERGANG

Op 7 augustus 1941 verscheen er in de Zwolse Courant een aankondiging tot verkoop van de beneden- en bovenwoning aan de Thorbeckegracht 50. Meijer staat in juli 1942 ingeschreven aan de Zoomstraat 34 I in Amsterdam. Waar hij in de tussentijd heeft gewoond, is onbekend, net als wat er precies in de Amsterdam met hem is gebeurd.

Naarmate de oorlog vorderde, werden de anti-Joodse maatregelen steeds strenger aangescherpt en meer en meer joden werden opgepakt en afgevoerd. Meijer heeft geprobeerd dit te lot te ontvluchten door onder te duiken. Helaas is hij ergens rond augustus 1944 toch opgepakt en afgevoerd naar kamp Westerbork. Hier kwam hij aan op 21 augustus 1944. Op 3 september 1944 wordt Meijer als strafgeval (hij had zich door onder te duiken aan de regels van de bezetter onttrokken) gedeporteerd naar concentratiekamp Auschwitz. Een zeer schrijnend feit is dat dit eveneens het allerlaatste transport betrof dat de reis van Westerbork naar Auschwitz maakte. Ongeveer 3 à 4 dagen later zal Meijer zijn aangekomen in Auschwitz-Birkenau. Bij aankomst overleefde hij de selectie op het perron en werd hij als dwangarbeider geplaatst in een werkkamp. Hier heeft hij ongetwijfeld een afschuwelijke tijd moeten doormaken tot zijn dood op 26 januari 1945 in Auschwitz of omgeving: één dag voor de bevrijding van concentratiekamp Auschwitz.

Joodse Raad Kaart van Meijer Nord (bron: www.oorlogslevens.nl)
Sinds 20 september 2019 herinnert een Stolperstein voor de Thorbeckegracht 50 aan het leven van Meijer Nord (bron: Wieske Veldhuis)

 

VERANTWOORDING

Bronnen:
Akten burgerlijke stand via www.wiewaswie.nl
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant via www.delpher.nl
www.oorlogslevens.nl
https://www.joodsmonument.nl/nl/page/38822/meijer-nord
Stichting Stolperstein Zwolle
Tekst:
Jeffrey Koerhuis

Laatst bijgewerkt:
Juni 2021

Broekman, Hendrina

HENDRINA BROEKMAN (1889-1943)

Hendrina (Henny) Broekman ziet op 9 april 1889 in Zwolle het levenslicht. Zij is het eerste kind van Marcus Broekman (1856-1925) en Klara Rudelsheim (1863-1918). Hendrina krijgt nog twee broers en een zus: Jacob (1890-Auschwitz 1942), Berendiena (1892-na1974) en Barend (1895- Zwolle 1940). Jacob en Barend werken als makelaars en verkopen hypotheken en verzekeringen. Aan de Melkmarkt 20 exploiteren zij vanaf 1925 het veilinghuis “De Witte Roos”. De naam is nog op de voorgevel zichtbaar. Zus Berendiena werkt als verpleegster in Amsterdam.

CONSERVATORIUM

Henny is muzikaal aangelegd en gaat aan het Amsterdamse conservatorium piano studeren. In juli 1910 voltooit Hendrina haar opleiding met het behalen van de onderwijsbevoegdheid voor piano en muziektheorie aan de Toonkunstmuziekschool in Utrecht. Door wie is zij opgeleid? In Amsterdam door Daniël de Lange en Bernard Zweers, in Utrecht door Johan Wagenaar en Lucie Veerman-Bekker. Wagenaar is ongetwijfeld de bekendste van dit viertal. Hij was componist, dirigent, organist, docent en directeur van de Utrechtse Muziekschool en vanaf 1919 van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

Piano lerares in de Provinciale Overijsselse en Zwolse Courant, 01-04-1912

CONCERTPIANISTE EN PIANOLERARES

In januari 1907 debuteert Henny Broekman op zeventienjarige leeftijd in de Zwolse Buitensociëteit als concertpianiste. Met stadgenoot en violist Victor van Riemsdijk en cellist M. Polak voert zij het 1e trio in d-Moll van Mendelssohn uit. Hendrina’s muzikale carrière volgt daarna twee sporen.

Volgens advertenties geeft zij vanaf 1911 privéles piano en muziek. Waarschijnlijk tot het moment dat de anti-Joodse maatregelen van de Duitsers haar dit in 1942 onmogelijk maakten. Tot het midden van de jaren 1920 geeft zij concerten in wisselende ensembles. De grote nationale concertpodia lagen buiten haar bereik.

Tussen 1926 en 1936 is Hendrina verbonden aan het H.D.O. orkest, het orkest van de Hilversumse Draadloze Omroep. Dit orkest is een voorganger van het tegenwoordige Radio Philharmonisch Orkest.

Aankondiging radio-optreden in de Tilburgse Courant, 11-08-1926

PRIVÉLEVEN

Helaas weten we weinig over Hendrina’s privéleven. Op 3 oktober 1919 trouwt zij in Blaricum met Victor Henri van Riemsdijk (1885-1978), de violist met wie zij al jaren optreedt. Het huwelijk is geen succes, begin 1922 zijn ze weer gescheiden. Kinderen zijn er niet geboren. Daarna is Hendrina ongetrouwd gebleven.

Van 1926 tot het najaar van 1938 woont zij bij haar eveneens ongetrouwde broer Jacob in de Ter Borchstraat 9a. Vervolgens verhuist zij naar Ter Pelkwijkpark 5.

Een foto van Henny hebben we niet. De Zwolse schrijver en rondleider in de synagoge Wil Cornelissen (overleden in 2014) herinnerde zich haar als ‘een ongetrouwde, beetje dikke dame met prachtig haar’.

AUSCHWITZ-BIRKENAU

Begin september 1942 gaat Hendrina bij niet-Joden op bezoek. Dat is tegen de regels en prompt volgt arrestatie door de Zwolse politie. Ze komt vrij, maar dat is slechts uitstel van groter onheil. Samen met nog zeventig andere Joodse Zwollenaren wordt Henny Broekman op 19 november 1942 naar het doorgangskamp Westerbork gedeporteerd. Daar verblijft zij nog ruim negen maanden. Elke week moet zij in spanning afwachten of zij op de transportlijst naar het oosten staat. Op 31 augustus 1943 vertrekt zij met transport 74 naar Auschwitz-Birkenau. De trein telt 1004 gedeporteerden. Na aankomst worden op het perron 506 mannen en vrouwen geselecteerd voor dwangarbeid in het kamp. Alle anderen, onder hen ook Hendrina Broekman, zijn op 3 september 1943 vermoord in de gaskamers. Henny Broekman is op 54-jarige leeftijd vermoord om wie ze was, omdat ze Joods was.

HENDRINA BROEKMANSTRAAT

Een graf heeft zij niet gekregen. Haar as rust op een anonieme plek in Auschwitz-Birkenau. Zwolle is haar niet vergeten. In 1989 heeft de gemeente Zwolle een straat naar haar vernoemd: de Hendrina Broekmanstraat in Zwolle-Zuid. Een Stolperstein houdt de herinnering levend bij het huis waar zij eens woonde.

Stolperstein bij Ter Pelkwijkpark 5 (bron: Wim de Ruiter)

 

Verantwoording:

Bronnen:
Akten burgerlijke stand via www.wiewaswie.nl
Diverse kranten via www.delpher.nl
https://www.joodsmonument.nl/nl/page/27582/hendrina-broekman
https://www.oorlogslevens.nl/tijdlijn/Hendrina-Broekman/01/30094?lang=nl
Wil Cornelissen, ‘De Joodse straatnamen in Schellerbroek’ in: Judaica Bulletin 6, nr. 4 (juli 1993), pag. 1-3
Auteur:
Piet den Otter
Laatst bijgewerkt:
Oktober 2021

Adelaar-van Huiden

Eduard Adelaar (1873-1943) en Klara Adelaar-van Huiden (1875-1943)

Eduard Adelaar is geboren in Gorinchem op 8 maart 1873. Zijn ouders zijn Salomon Adelaar (1822-1886) en Sara van Lier (1838-1899). Eduard is de vierde van zes kinderen. Klara van Huiden is geboren in Oude Pekela op 26 juni 1875. Zij is een dochter van Emanuel van Huiden (1829-1894) en Ester Adelaar (1837-1926).  Klara heeft acht broers en zussen, zij is het zevende kind in het gezin. De vader van Klara is marskramer en leerlooier. Eduards vader is koopman. Eduard en Klara zijn volle neef en nicht van elkaar.  

Eduard en Klara trouwen in Amsterdam op 27 december 1907. Hun zoon Siegfried Emil Adelaar (Sieg) wordt geboren in 1909 in Amsterdam. Het echtpaar is overleden in Zwolle op 8 april 1943.

Eduard en Klara met hun zoon Sieg (bron: Dorit Alon en Ora Hojman)

Vanuit Amsterdam verhuist het paar eerst naar Hengelo. Daarna, in 1910, vestigen zij zich in Zwolle. Eduards broer Maurits gaat hen vooraf, hij woont vanaf 1907 in Zwolle. Ook vestigen Klara’s broer Eduard (Van Huiden, Eduard) en drie van haar zussen zich in Zwolle. Eduard en Klara wonen tot hun overlijden in de Soendastraat 14. Eduard is winkelier en handelsreiziger.

Op de vele anti-Joodse maatregelen sinds 1940 volgen vanaf het najaar van 1942 de deportaties naar concentratie- en vernietigingskampen. De eerste grote deportatie van Joden uit Zwolle vindt plaats in oktober 1942. De tweede volgt in november, de derde in april 1943. Op 6 of 7 april 1943 krijgen ook Eduard en Klara de gevreesde oproep om naar Westerbork of Vught te vertrekken. Op 10 april moet heel Overijssel Judenrein zijn.

Eduard en Klara op latere leeftijd (bron: Dorit Alon en Ora Hojman)

Ze Willen niet onderduiken

Eduard en Klara zoeken geen onderduikplaats. Volgens Freddy van Huiden zou haar tante Klara ten tijde van de oproep weten dat zij ongeneeslijk ziek is. Het echtpaar zou met hun huisarts Abraham Marcus (Bram) hebben overlegd wat te doen. Zij zouden tot de conclusie zijn gekomen dat Klara vanwege haar ziekte een onderduik waarschijnlijk niet kon overleven, waarna het paar zou hebben besloten om samen uit het leven te stappen. Op 8 april 1943 sluiten zij ramen en deuren en draaien het gaskraantje van het keukenfornuis open. ’s Avonds worden hun lichamen door de politie gevonden.

Vier dagen later worden ze begraven op de Joodse begraafplaats in Zwolle. Het is niet duidelijk wie heeft zorg gedragen voor de begrafenis. Het is onwaarschijnlijk dat de laatste Joden, die in Zwolle gedwongen in onderduik zijn, dit alsnog hebben gewaagd. Degenen die hiervoor hebben zorggedragen, wisten mogelijk niet dat Joden die zelfmoord plegen in de regel niet binnen de muren van een Joodse begraafplaats begraven mogen worden. Mogelijk is voor Eduard en Klara een uitzondering gemaakt. Evenmin is met zekerheid bekend wie de grafstenen hebben geregeld. Wellicht dat na de oorlog de Joodse gemeente dit voor haar rekening heeft genomen.

De graven van het echtpaar op de Joodse begraafplaats in Zwolle (bron: Mirjam Kan)

Hun zoon Sieg en schoondochter Alida Groenman zijn vermoord in Auschtwitz. Hun twee kleindochters Dorothea Clara (Doortje) en Clara Catharina (Klaartje) overleefden de oorlog en emigreerden naar Israël. Doortje en Klaartje onthulden op 13 september 2015 Stolpersteine voor hun opa en oma voor de Soendastraat 14.

Stolpersteine voor de Soendastraat 14 (bron: Rodrigo Maori)

 

VERANTWOORDING

Bronnen:
Freddy van Huiden
Stichting Judaica Zwolle

Stichting Zwolse Stolpersteine
Tekst:
Mirjam Kan zl
Laatst bijgewerkt:
Max Kan, 28 mei 2021

Kan, Mirjam

Mirjam Kan (1955-2015)

Op 5 november 1955 wordt Mirjam Kan geboren aan de Wipstrikkerallee in Zwolle  als dochter van Hartog (Harry) Izak Kan (1922-2009) en Olga (Olly) Kan-Kok (1929-2020). Zij heeft een broer, Max (1959).

Mirjam als baby op de commode (bron: familiearchief Kan)

Mirjam met oom Wim Heimans, de onderduikvader van haar moeder, 1958 (bron: Rie Heimans zl)

 

Jeugdjaren

Harry en Olly geven hun kinderen een humanistische opvoeding en laten hen tegelijkertijd opgroeien in de ideeën van het traditionele Jodendom. Beiden oorlogsoverlevenden, vertellen zij Mirjam en Max ook over de speciale betekenis van het land Israël in hun leven. Omstreeks haar vijftiende levensjaar wordt Mirjam religieus. Voor haar moeder was het moeilijk om over te schakelen naar een kosjere huishouding, die ze nooit voor zich had gezien, maar ze zette zich er toch toe. Mirjam op haar beurt heeft met enthousiasme de Joodse kinderen in de regio Zwolle op zo gezellig mogelijke wijze het Jodendom en de liefde voor Israël bijgebracht. Samen met Hanne Denneboom geeft zij leiding aan de afdeling Zwolle van de Joodse jeugdbeweging Bnei Akiwa. Daarnaast speelt Mirjam gitaar en hockeyt jarenlang.

Mirjam als leidster van de Zwolse afdeling van de Joodse jongerenbeweging Bnei Akiwa in de soeka (loofhut) van de synagoge in Zwolle, september 1971. Achteraan links Mirjam, rechts haar broer Max, vooraan links Levien de Weerd en rechts Berney Stibbe (bron: archief Mirjam  Kan)

Naar Israël

Na het eindexamen atheneum aan de Thorbecke Scholengemeenschap in juli 1975 emigreert Mirjam naar Israël. Eerst behaalt zij daar een onderwijsgraad in religieuze studies, vervolgens studeert zij aan de Ilan Bar Universiteit af als psychotherapeut en therapeutisch maatschappelijk werker. Van 1983 tot 2011 is zij verbonden aan het Elah Centrum, opgericht door en voor uit Nederland afkomstige Israëliërs. Het behoort in Israël tot de pioniers op het gebied van psychologische hulpverlening aan Sjoa-overlevenden. In haar vrije tijd zingt zij in een regionaal koor Israëlische, religieuze en klassieke liederen.

Mirjam met Eppe en Tine Huisman, de onderduikouders van haar vader, jaren 1980 (bron: archief Mirjam Kan)

Mirjam in de tuin bij haar ouders, met links haar moeder Olga Kan-Kok en rechts oma Reina Kan-Slager (bron: archief Mirjam Kan)

Blijvende binding met Zwolle

Mirjam komt regelmatig terug in Zwolle voor familiebezoek en om sociale contacten te onderhouden. Zij is trouw in het aanhouden van haar contacten met de vele Nederlandse vrienden, zowel vanuit Israël als tijdens haar bezoeken in Nederland. Vaak geeft ze in Zwolle en elders in Nederland lezingen over het Jodendom en Israël. In 2003 is zij medeorganisator van de reünie van oud-Zwollenaren in Israël. Haar binding met Joods Zwolle resulteert erin dat zij het initiatief neemt tot het opzetten van de website www.joodszwolle.nl, een ‘familiealbum’ van de Zwolse Joodse gemeenschap. Hieraan spendeert zij jarenlang veel van haar vrije tijd. De informatie van deze inmiddels verdwenen site zal later, enkele jaren na haar overlijden, mede de basis zijn voor voor veel artikelen op de website www.geschiedenisjoodszwolle.nl.

Bij de uitreiking van lintje aan Harry Kan. Mirjam Kan temidden van haar familie, 1996. Eerste rij v.l.n.r. Ilana Kan-Pront, Mirjam Kan, Carmela Halfi-Balayo. Tweede rij v.l.n.r. Max Kan, Olly Kan-Kok, Harry Kan (Bron: familiearchief Kan)

Carmela Halfi-Bajayo was Mirjams levenspartner gedurende vele jaren. Als de relatie begint is Carmela weduwe. Het laatste deel van Mirjams leven wonen zij in Zichron Ya’akov, in de nabijheid van Carmela’s dochter, schoonzoon en kleinkinderen. Na een langdurig ziekbed overlijdt Mirjam op 25 december 2015 in Zichron Ya’akov, waar ze is begraven.

Mirjam met haar levenspartner Carmela Halfi-Bajayo (Bron: archief  Mirjam Kan)

Verantwoording:

Tekst:
Mirjam Kan zl, bewerkt door Max Kan en Piet den Otter
Laatst bijgewerkt:
Oktober 2021

 

Kan-Slager

Meijer Kan (1895- 1962) en Reina Kan Slager (1897-1986)

Meijer Kan is geboren in Meppel op 22 maart 1895 als het eerste kind van Hartog Meijer Kan (1856-1936) en Roelina Wolff (1871-1940). Na hem volgen nog een broer en een zus. Reina Slager ziet het levenslicht in Steenwijk op 9 maart 1897 als dochter van Izak Slager (1858-1938) en Grietje Gokkes (1868-1939). Ze heeft een tweelingzus, Klara, en daarnaast nog zes andere broers en zussen. Het is nooit zeker geweest of Reina wel de juiste naam had. De baker had bij het baden de naambandjes van de arm van de beide baby’s gehaald. Zodoende wist Reina niet zeker of zij Klara of Reina was.

Meijer komt bij zijn vader in de zaak. Hartog Kan dreef in Steenwijk een schroothandel onder de naam H. Kan & Zonen. Ook Reina groeit op in een Joodse handelsfamilie. Haar vader is exporteur van vlees. Na de middelbare school haalt zij een onderwijsakte op de kweekschool. Ze werkt korte tijd als onderwijzeres op een lagere school. Na haar huwelijk stopt ze met werken.

Meijer Kan en Reina Slager trouwen op 20 mei 1920 in Steenwijk, waar het paar zich ook vestigt. Reina krijgt van de huisarts te horen dat zij geen kinderen kan krijgen. Maar op 3 maart 1922 wordt hun enig kind, Hartog Izak Kan (Harry), geboren.

Reina en Meijer op vakantie in Weggis, Zwitserland, augustus 1937 (bron: familiearchief Kan)

Kort voor de oorlog overlijden de ouders van zowel Meijer als Reina. Het echtpaar overleeft de oorlog in onderduik, evenals hun zoon Harry. Hij duikt onder los van zijn ouders.

Na de oorlog, toen bleek dat Eduard Danneboom (1876-1945) de oorlog niet had overleefd, kocht Meijer Kan diens Zwolse handel in metalen, textielafval, huiden en vellen van Eduard’s weduwe, Selma Danneboom-Katz (1882-1976). Het bedrijf heette vanaf dat moment Kan-Danneboom. Daarnaast kocht hij ook het bedrijf van Salomon Boektje (1890-1945) in Kampen, die eveneens was omgekomen in de oorlog. Uiteindelijk worden de bedrijven geconcentreerd aan de Deventerstraat (de huidige Van Karnebeekstraat 33-37) in Zwolle. 

Advertentie uit de tijd van de wederopbouw (bron: familiearchief Kan)

Meijer en Reina verhuizen met hun zoon naar Zwolle. Ze verlaten Steenwijk mede omdat Reina zich daar niet meer op haar gemak voelt; velen uit de Steenwijker Joodse gemeenschap waren tijdens de oorlog omgekomen. Het gezin vestigt zich aan de Anna Paulownastraat. Aan het begin van de jaren vijftig verhuizen zij naar de Hanekamp. In 1954 trouwt Harry met Olga Kok en zij kopen een huis aan de Wipstrikkerallee. Enkele jaren daarna verhuizen Meijer en Reina naar een appartement aan de Wiecherlinckstraat.

Meijer voelt zich ziek, maar hij wacht met een bezoek aan een arts tot het moment dat kleindochter Mirjam (1955) is geboren. Op dat moment blijkt de ziekte al in een vergevorderd stadium te zijn. Meijer overlijdt op 14 juli 1962 in Zwolle. Hij ligt begraven op de Joodse begraafplaats aan de Kuyerhuislaan.

Meijer en Reina op vakantie, met hun kleinkinderen Mirjam en Max, zomer 1959 (bron: familiearchief Kan)

Meijer en Reina doneren f. 10,- aan het Joods Nationaal Fonds om de geboorte van hun eerste kleinkind, Mirjam, te vieren (bron: archief N.I.G. Zwolle)

 

In 1964 verhuist Reina naar de Venus, een bejaardenhuis in Zwolle, waar ze nog 22 jaar zal wonen. Aan kleindochter Mirjam Kan vertelt ze dat ze nooit heeft willen hertrouwen, omdat ze nooit zoveel van een andere man zou kunnen houden. Reina overlijdt op 5 juli 1986 en ligt naast haar man begraven op de Joodse begraafplaats in Zwolle.

Meijer Kan (bron: familiearchief Kan)

Reina Kan – Slager in haar kamer in de Venus, Zwolle, op 85-jarige leeftijd (bron: familiearchief Kan)

 

Verantwoording:

Bronnen:
Familieoverlevering
Akten burgerlijke stand via www.wiewaswie.nl
Diverse kranten via www.delpher.nl
https://www.joodsmonument.nl/nl/page/227663/eduard-danneboom
Archief Joods Nationaal Fonds, afd. Zwolle.
Tekst:
Mirjam Kan zl, bewerkt en aangevuld door Max Kan, mei 2021

Van Zuiden-van Geuns

Simon van Zuiden (1884-1932) en Rosette van Zuiden-van Geuns (1890-1943)

Simon Marcus van Zuiden is op 3 mei 1884 geboren in Hoogeveen als zoon van Marcus van Zuiden (Hoogeveen 1856 – Hoogeveen 1916) en Martha Cohen (Veendam 1856 – Auschwitz 17 september 1943). Simon was de eerstgeborene in het gezin van uiteindelijk zes kinderen.

Rosette van Geuns zag in Scheemda het levenslicht op 28 mei 1890. Zij was een dochter van Philippus Jezajas van Geuns (Ulrum 1846 – Scheemda 1921) en Helena Meyer (Finsterwolde 1862 – Sobibor 20 maart 1943). Rosette, roepnaam Roosje, was het tweede kind in het gezin met uiteindelijk vijf kinderen.

Evenals zijn vader verdiende Simon de kost als slager. Rosette’s vader was veehandelaar. Rosette en Simon vonden elkaar binnen de eigen sociale kring.  Ze trouwden op 2 februari 1915 in Scheemda, gewoontegetrouw in de woonplaats van de bruid. Hun eerste kind was al op komst. Huwelijksgetuigen waren Simons broer Isaak, slager in Amsterdam en Rosette’s broer Isajas, veehandelaar in Scheemda.

Huwelijksakte van Simon en Rosette, 1915 (bron: Groninger Archieven)

Rosette, Simon en een van de kinderen (bron: Bernard Stibbe)

 

Vleeschhouwerij Van Zuiden

Het jonge paar vestigde zich na de huwelijksvoltrekking in Zwolle waar zij in de  Kamperstraat 6, op de hoek met de Van Hattumstraat, op 25 februari 1915 hun ‘vleeschhouwerij’ openden. Tot het overlijden van Simon Marcus op slechts 48-jarige leeftijd op 21 december 1932 verschijnen met grote regelmaat advertenties in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant. Na het overlijden van haar man zet Rosette de slagerij niet voort. In februari 1933 meldt de Kamer van Koophandel dat de slagerij is opgeheven. Daarna gaat Rosette met haar kinderen kleiner wonen. Het gezin verhuist naar de Kamperstraat 3-A, tegenover de vroegere slagerij.

Opening slagerij Van Zuiden, 1915 (bron: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant)

 

Een van de vele advertenties van slagerij Van Zuiden, 1924 (bron: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant)

Kinderen

Simon en Roosje krijgen zes kinderen, allen geboren in Zwolle.

  1. Martha, 22 juni 1915 – Sobibor 21 mei 1943.

Martha trouwde op 21 juli 1942 in Zwolle met Leman (Leo) van Gelder uit Meppel. Op dezelfde dag verhuisde zij naar de Parallelweg 23 te Meppel. Bijna een maand later, op 17 augustus, werd Leman  afgevoerd naar het werkkamp in Linde, ten zuiden van Zuidwolde. Daags na aankomst in Linde moest hij al naar Westerbork. Begin oktober kwam ook Martha aan in Westerbork en waren zij weer samen. Er zijn enkele briefkaarten van Leman en Martha uit Westerbork bewaard gebleven. Begin april 1943, ze zijn dan al meer dan een half jaar in Westerbork, schrijft Leman: Het gaat ons gelukkig goed en dat is de hoofdzaak. We hebben geluk, dat we hier pakjes mogen ontvangen. Dat helpt ons er flink doorheen, maar door omstandigheden, die jullie wel begrijpen zullen, ontvangen we de laatste tijd niet veel meer. Mijn vrouw  is van de week uit het ziekenhuis gekomen. Ze had en heeft nog blindedarmontsteking en heeft er 5½ week mee gelegen. Het gaat nu wel weer aardig goed, maar ze heeft nog wel zoo nu en dan pijn. We werken allebei in de keuken en slapen ook bij elkaar. Leman en Martha gaan op 18 mei 1943 vanuit Westerbork op transport naar Sobibor en sterven daar drie dagen later, op 21 mei 1943.

Geboorte-advertentie van Martha van Zuiden, 1915 (bron: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant)

  1. Helena, 29 april 1917 – Sobibor 9 juli 1943.

Joodse Raad Kaart van Helena van Zuiden (bron: www.oorlogslevens.nl)

  1. Marcus, 17 mei 1918 – 12 december 1918.
  2. Jet, 17 september 1919 – Sobibor 9 juli 1943.

Jet van Zuiden (bron: Bernard Stibbe)

  1. Phillippus (Frits), 25 maart 1925 – Sobibor 9 juli 1943.

Frits van Zuiden (bron: Bernard Stibbe)

  1. Bertha, 12 augustus 1926 – Sobibor 9 juli 1943.

Bertha van Zuiden op de Ossenmarkt (bron: Bernard Stibbe)

De informatie over de kostwinning van Rosette en haar kinderen is niet eenduidig. Volgens het Herinneringsboek Joods Zwolle was Rosette winkelierster, was Philippus bakker en werkten de dochters als winkeljuffrouw. Jet was volgens het digitale Joods Monument kantoorbediende. In kamp Vught gaf Rosette als beroep op naaister, Philippus suikerbakker, Helena leerling-verpleegster, Jet pedicure en Bertha hulp in de huishouding. Wilden zij zich zo aantrekkelijker presenteren voor de ‘tewerkstelling’ in het oosten?

Rosette van Zuiden op latere leeftijd (bron: Bernard Stibbe)

Zwolle-Vught-Westerbork-Sobibor

Hoe waren de gezinsleden in kamp Vught terecht gekomen? Op 6 april 1943 werd bekend dat alle Joden, uitgezonderd de gemengd gehuwden en de zogenoemde half- en kwartjoden, Overijssel en Gelderland uiterlijk op 10 april moesten hebben verlaten. Van de nog resterende Joodse Zwollenaren gingen met name de ouderen rechtstreeks naar Westerbork en de jongeren naar het concentratiekamp Vught. Op 9 april werden Rosette, Helena, Jet, Bertha en Philippus naar het concentratiekamp Vught gedeporteerd. Vandaar kwam Rosette op 23 mei aan in Westerbork. Zij kwam om in Sobibor op 28 mei 1943, 53 jaar oud. Helena, Jet, Bertha en Philippus kwamen op 3 juli aan in Westerbork en werden op 9 juli vermoord in de gaskamers van Sobibor.   

Herinnering

Op 22 mei 2015 onthulde Truus Stern-van Zuiden (Hoogeveen 1926) vijf Stolpersteine voor de Kamperstaat 3-A om de herinnering aan haar tante Rosette, haar nichten en neef levend te houden.

Truus Stern-van Zuiden en Bernard Stibbe (bron: Ineke Walrave)

Stolpersteine voor Kamperstraat 3-A (bron: Ineke Walrave)

Verantwoording

Bronnen:
https://www.geni.com
www.wiewaswie.nl
www.joodsmonument.nl
www.sjoa-drenthe.nl
De passage over Martha van Zuiden is ontleend aan: https://www.joodsmonumentmeppel.nl/families/gelder-b/gelder-b.html
David Stibbe e.a. (red.), Herinneringsboek Joods Zwolle 1940-1945 (Zwolle 1995)
Familiealbum van Rosette van Zuiden-van Geuns, thans in het bezit van Bernard Maurits Stibbe te Zwolle. Betsy Stibbe-Cats, de moeder van Bernard, was bevriend met Rosette van Zuiden.
Wendy Geuverink beschreef het levensverhaal van Truus Stern-van Zuiden in: ‘Hoelang mag ik blijven?’ Hoe een Joods meisje dertien onderduikadressen overleefde (Utrecht 2018).
Tekst:
Mirjam Kan z.l., bewerkt en aangevuld door Piet den Otter
Laatst bijgewerkt:
Juli 2021