Harry’s fiets

Na de Duitse inval volgde vanaf het najaar van 1940 een lange reeks van grotere en kleinere anti-Joodse maatregelen. Achteraf gezien volgens een duivels plan voltrok zich een genocidaal proces van identificeren en registreren van Joodse burgers, van stigmatiseren en discrimineren, van sociaal, economisch en fysiek isoleren en tenslotte deportatie en massamoord.

Inlevering van fietsen

Het afnemen van fietsen was een van de maatregelen om de bewegingsvrijheid van Joden te beperken. Op 22 juni 1942 verscheen de verordening dat Joden uiterlijk twee dagen later hun fietsen met alle toebehoren in berijdbare staat moesten inleveren. De gemeenten waren verantwoordelijk voor de inname. Ook de gemeente Zwolle voerde deze taak nauwgezet uit. Bij de gemeentereiniging  kwamen 115 personen hun fiets inleveren. Naam en adres van de eigenaren en ook de staat van het rijwiel werden uitgebreid geregistreerd.

Beschikking tot inlevering van fietsen door Joden (bron: Provinciale Overijsselse en Zwolse Courant, 22-06-1942)
Bewijs dat Ilse Hes haar damesrijwiel met kapotte voorband had ingeleverd (bron: familiearchief Hes)

 

Streng toezicht

De Zwolse politie zag er streng op toe dat niemand de regels overtrad door fietsen te verbergen, weg te geven of te verkopen. Op 24 juli 1942 is uitvoerig onderzoek verricht naar aanleiding van een aangifte ‘betreffende het verbergen van een rijwiel door de familie Hes, wonende aan de Oranje Nassaulaan’. Huiszoeking in de Oranje Nassaulaan 1 leverde echter geen verborgen fiets op. Else Hes-Bouscher toonde bewijs dat zij haar fiets had ingeleverd en verklaarde dat haar man, Max Hes, nooit een fiets had gehad. Zeker, haar zoon Harry (1934) reed wel eens rond op de geleende fiets van buurjongetje Frank Koerselman. De buren bevestigden dit verhaal en de agenten troffen bij hen in de kelder inderdaad een jongensrijwiel aan. Nadat fietsenhandelaar Marsman aan de Ossenmarkt de verkoop van een jongensfiets aan Koerselman had bevestigd, is de zaak gesloten.

Herinneringen van Harry Hes

Harry herinnert zich het verhaal anno 2022 nog levendig. “Het is sinds 1945 als een soort running gag vele malen bij vele gelegenheden verteld. Die jongensfiets kreeg ik op mijn 7e verjaardag, 8 november 1941. Er was al schaarste, het was een tweedehandsje met één zwarte band en één witte. Hij was me nog iets te groot, er moesten blokken op de trappers. We woonden nog op de Melkmarkt 45, maar daar moesten kort daarna uit en we landden 1 januari 1942 op de Oranje Nassaulaan 1. Onder hetzelfde dak woonde de familie Koerselman met twee zoontjes, Frank (iets jonger dan ik) en Ernst (nog heel klein). Wim Koerselman was leraar (ik meen Duits) aan de Marnix School, de toenmalige protestants-christelijke MULO aan de Westerlaan. Zij bleken aan de zeer goede kant te staan en met hen ontstond van meet af aan een warme relatie. Tegen die achtergrond is dus de afspraak gemaakt mijn fiets niet in te leveren, maar bij hen in de kelder te stallen.

Om de hoek in het toen nog doodlopende stuk van de Sofiastraat woonden twee notoire NSB’ers, Talma en Teunissen. Mogelijk is het “verraad” uit die hoek gekomen. Ik heb nog een vage notie (geen echt scherpe herinnering) dat Talma en/of Teunissen hoorden bij het groepje geïnterneerden dat na de bevrijding met emmers en dweilen Melkmarkt 45 weer bewoonbaar heeft gemaakt. Ik zie ze met name de lange marmeren vloer van de gang schrobben. Ik kwam toen net terug van mijn onderduikadres in Sneek. Op de fiets (mijn fiets!) vanuit Steenwijk, samen met mijn oom Herbert Bouscher. We waren van Sneek tot Steenwijk meegereden met een vrachtauto.

Duik-kaart van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers voor Harry Hes, april 1945 (bron: familiearchief Hes)

Ik had dus dat fietsje in Sneek. Kort nadat ik daar als onderduikertje was geland, heeft mijn onderduikmoeder er in samenwerking met  mijn grootouders (die inmiddels in het huis Oranje Nassaulaan woonden, mijn vader en moeder waren elders ondergedoken, evenals mijn broer Abel), de familie Koerselman en mogelijk ook de familie Stins (Rode Torenplein 8) voor gezorgd dat mijn “gerij”, step en fiets, naar Sneek zijn geëxpedieerd. Op die fiets ben ik dus begin juni 1945 in Zwolle teruggekomen. De blokken waren toen van de trappers!

Ook in de tussentijd heeft dat fietsje goede diensten bewezen. Met Kerst 1944 werden wij voor onbepaalde tijd naar huis gestuurd: de school in Sneek ging dicht, er waren steeds minder meesters en de kolen waren op. Ik kreeg van mijn pleegmoeder een aantal taken in huis: houtjes hakken om de kachel mee aan te steken, dagelijks aardappelen schillen voor het middagmaal en, tweemaal in de week, melk halen. Voor dit laatste waren er twee leveranciers: boer Osinga in Jutrijp (richting Lemmer) en  boer Bootsma in de buurtschap Loënga (Scharnegoutum, richting Leeuwarden). Beide uitvalswegen werden bewaakt door Landwachters, in het zwart geklede soldaten met een geweer. Heen een aantal lege flessen in de fietstassen, met de flessen gevuld weer terug. De winter 1944-1945, ijzig was het tegen de felle noordooster in, nooit meer heb ik het zo koud gehad. Ik ben zelfs een keer door de boerin warm gewreven toen ik half bevroren aankwam.

Tenslotte even terug naar de step: het moet het voorjaar van 1940 zijn geweest, toen vader me zei dat hij mijn step wel erg verveloos vond. Ik moest hem maar laten overspuiten. Braaf en gehoorzaam stepte ik van de Melkmarkt naar de Walstraat, naar het schadebedrijf voor auto’s. Twee dagen later dus te voet er weer heen om de step weer op te halen. Daar stond hij, tot mijn ontzetting knal oranje met op het voor-en achterspatbord in zwart, dus duidelijk zichtbaar, een miniatuur davidssterretje. Ik voelde me niet erg happy, maar te braaf om te protesteren. Die step arriveerde later in Sneek met twee krabplekjes op voor-en achterspatbord. Maar nog wel oranje. Ik heb in de oorlogsjaren op een oranje step gereden.”

Maurits Stodel verkocht zijn fiets

Om het Joodse bevolkingsdeel te intimideren, werd het achterhouden van fietsen zwaar bestraft. De 24-jarige Maup Stodel uit de Bitterstraat 79 was minder fortuinlijk dan de familie Hes. Hij had in juni zijn rijwiel tegen de regels in toch verkocht. Dat kwam uit en hij moest zich melden op het Zwolse politiebureau.  Om zijn naasten niet aan represailles bloot te stellen, deed hij dat. Arrestatie volgde en op 7 juli werd Maup Stodel overgebracht naar de Sicherheitspolizei in Arnhem. Vervolgens is hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk. Daar bezweek hij op 9 november 1942 ten gevolge van onmenselijk zware dwangarbeid en slechte behandeling.

Maurits Stodel, 1918-1942 (bron: Salomon de Jong, Joodse oorlogsherinneringen 1940-1945)

Verantwoording:

Bronnen:
Collectie Overijssel (voorheen HCO), Archief 725, Gemeentepolitie Zwolle, inv.nr. 76, Rapport betreffende inleveringsplicht jodenrywielen d.d. 24 juli 1942 en archief 702, Gemeentebestuur van Zwolle, inv.nr. 3011
Mail van Harry Hes aan Piet den Otter, 07-02-2022
Het volledige verhaal over Maurits Stodel maakt onder de titel ‘Omdat Maup zijn fiets verkocht’ deel uit van de tentoonstelling ‘Jodenvervolging in twaalf portretten’, te vinden op  https://www.judaica-zwolle.nl/article.php?articleID=164
Auteurs:
Harry Hes en Piet den Otter
Laatst bijgewerkt:
Maart 2022

‘de mogelijkheid gegeven om per bus te reizen’

Bejaarde Joodse Zwollenaren op weg naar Westerbork, 8 april 1943

De eerste grote deportatie van Joden uit Zwolle vond plaats in oktober 1942, de tweede volgde in november 1942, de derde in april 1943. Op 6 april 1943 maakte de bezetter bekend dat uiterlijk 10 april alle Joden Overijssel en Gelderland moesten verlaten. Uitgezonderd waren de gemengd gehuwden (Joden met een niet-Joodse partner) en de zogenoemde half- en kwartjoden (personen met twee respectievelijk één Joodse grootouder).

Deportatielijst

Op de Zwolse deportatielijst stonden 123 personen. Vijftien van hen doken onder en veertien anderen werden om uiteenlopende redenen alsnog  ‘vorübergehend zurückgelassen’. Het echtpaar Adelaar-van Huiden koos voor de dood in hun woning Soendastraat 14. Op 8 en 9 april zijn uiteindelijk  92 Joodse Zwollenaren gedeporteerd naar de kampen Vught en Westerbork.

Fragment van de deportatielijst van 8-9 april 1943 (bron: Collectie Overijssel, Archief gemeentebestuur Zwolle, inv.nr. 3009)

Op 8 april arriveerden 27 Joodse Zwollenaren in Westerbork: 19 bejaarden, daarnaast Reintje Zilverberg-Drukker en Saartje Zilverberg-van der Veen met hun zes jonge kinderen. De ouderen zijn onder politiebewaking met de bus van huis opgehaald en rechtstreeks van Zwolle naar Westerbork gebracht. Onduidelijk is nog of ook de gezinnen Zilverberg met deze bus zijn meegegaan, dan wel met de trein naar Westerbork zijn gedeporteerd. De bus telde dus minimaal 19 en maximaal 27 onvrijwillige passagiers. Op 9 april zijn 65 personen met de trein naar kamp Vught gedeporteerd. In de maanden daarna gingen zij op verschillende momenten vanuit Vught naar Westerbork en verder.

Uniek ooggetuigenverslag

Een uniek ooggetuigenverslag van de busreis van de Zwolse bejaarden is bewaard gebleven. Fijtje Elte-Heijselaar (1897-1998) kreeg toestemming de ouderen tijdens hun noodlottige reis te begeleiden. Als niet-Joodse echtgenote van leraar – en in deze periode rector van het Joods Lyceum – Salomon Elte (1889-1955) was zij goed bekend met de Zwolse Joodse gemeenschap. Op 9 april deed Fijtje Elte verslag van de busreis in een brief aan Michel Leo (Max) Hes (1897-1983) en zijn vrouw  Ilse Hes-Bouscher (1907-1982). Hun (schoon)ouders, Hartog en Mietje Hes-Marcus, behoorden tot de inzittenden.

Fijtje probeert in haar brief over te brengen dat de reis rustig is verlopen en dat er naar omstandigheden redelijk voor de bejaarden is gezorgd. Zij kan echter het verdriet, de zorgen en de angst ook niet verhelen. Met de kennis van nu is het een enigszins surrealistisch beeld.

De brief

‘Zwolle 9 april ’43
Beste Ilse en Max, Ik denk dat jullie ’t wel erg prettig zult vinden te hooren hoe buitengewoon flink je vader en je moeder zich gehouden hebben bij hun vertrek naar Westerbork. Ik kan jullie dit alles het beste vertellen, omdat ik ze tot Westerbork weggebracht heb. Deze week moesten ze kiezen tusschen Vught en Westerbork; Vught beteekende een vermoeiende reis met veel overstappen, reizen op eigen gelegenheid (ik zou ze wel weggebracht hebben) en van Vught af op nog onbekende manier naar ’t ver afgelegen kamp en daar uren in de rij staan. Voor Westerbork was voor de moeilijk te vervoeren oude menschen de mogelijkheid gegeven om per bus te reizen, de bus zou ze van huis halen, dus dat was de gemakkelijkste reis. Toch wilden je ouders aanvankelijk liever naar Vught, maar ik had er geen rust van om de vermoeiende reis en na overleg met dr H.  is toch ’t besluit naar Westerbork genomen. Niemand van ‘t Joodsche verplegende personeel durfde mee, ook doktoren en J. Raad niet, uit vrees daar vastgehouden te worden. Ik heb toen aangeboden mee te gaan en daarvoor is toestemming gegeven. De bus kwam ‘t laatst bij je ouders; ondanks de drukte en zorgen van ’t inpakken waren ze rustig en flink, alles was goed verzorgd. ’t Afscheid was natuurlijk even moeilijk, maar toen de bus eenmaal reed, was ’t de oude “tante Mietje” weer. De reis verliep prettig en goed. Ik was erg blij dat ik meegegaan was; ’t deed de menschen goed nog even al hun leed en zorgen uit te kunnen praten en anders waren ze alleen maar onder politiegeleide geweest. De beide oude tantes waren ook mee; ze hebben de reis ook goed gemaakt. De aankomst in W. was gelukkig erg prettig; hulp voor de zieke menschen was er voldoende, ook voor de bagage werd goed gezorgd. Ik ben blij dat ik jullie deze vrij rustige omstandigheden kan schrijven al begrijp ik dat er zorgen en verdriet genoeg overblijven. Ik moet jullie natuurlijk de heel hartelijke groeten doen. Ze vonden de gedachte dat ik jullie direct op de hoogte kon brengen, erg prettig. Ik hoop dat ook jullie de kracht en sterkte zullen hebben deze ellendige tijd door te komen.
Met hart. gr. van ons allen. Fijtje.

Judikje en Betje van Esso zijn de ‘oude tantes’ over wie Fijtje spreekt. De ongetrouwde zussen woonden aan de Zeven Alleetjes 10. Judikje van Esso bereikte de leeftijd van 87 jaar en was het oudste Zwolse slachtoffer van de Holocaust. ‘Dr H.’ was vermoedelijk Elisabeth (Betsy) Hengeveld (1884-1964), huisarts en kinderarts in Zwolle. Zij was bekend met de familie Hes.

Reactie Max Hes

Max en Ilse Hes-Bouscher waren ondergedoken. De informatie over de deportatie heeft hen vrij snel via ondergrondse kanalen bereikt. In zijn kleine zakagenda die dient als dagboek, noteert Max Hes bij 11 april: ‘Go komt de treurige tijding van deportatie oude lui en vele anderen brengen. Ofschoon verwacht, zijn zeer terneergeslagen. Alle hoop hen ooit terug te zien is verloren. Geen kans meer op een laatste herinnering als zij het tijdige met het eeuwige gewisseld hebben welk ogenblik wel ras zal naderen’. Het vakje 8 april markeert hij met een rouwrand. Centraal daarin de tekst: ‘Een zwarte dag. Om 15 uur oudelui weggehaald. Er past slechts één gedachte, overleven en wraak’. Uit deze woorden blijkt niet alleen woede en droefenis. Max Hes maakt zich geen illusies over het lot dat zijn ouders te wachten staat. 

‘Go’ is Go Stins die met haar echtgenoot Jaap woonde in het bovenhuis Rodetorenplein 8 te Zwolle. Hier woonden ook Hartog en Mietje Hes gedurende het eerste halfjaar van 1942 nadat hun eigen huis, Melkmarkt 45, door de Wehrmacht was gevorderd. Het echtpaar Stins fungeerde als communicatieknooppunt voor de ondergedoken leden van de familie Hes. Ook hebben zij Hartog en Mietje Hes-Marcus tot vlak voor hun deportatie bijgestaan.

Dagboek van Max Hes, 8 april 1943 (bron: familiearchief Hes)

Een mens is pas vergeten, wanneer zijn naam is vergeten

Geen van de inzittenden zal de Sjoa overleven. Allen sterven in de gaskamers van Sobibor.

Naam  Geboorteplaats Geboortedatum Overlijdensplaats Overlijdensdatum
Bilderbeek,  Aaltje  Zwolle 18.08.1862 Sobibor 16.04.1943
Bilderbeek, Reintje Zwolle 20.06.1870 Sobibor 16.04.1943
Davidson, Leentje Zwolle 23.01.1877 Sobibor 16.04.1943
Davidson-Salomon, Bertha Dülmen 01.01.1875 Sobibor 16.04.1943
Drukker-Brest, Jetje Blokzijl 03.10.1863 Sobibor 23.04.1943
Esso, Judikje van Blokzijl 01.08.1855 Sobibor 16.04.1943
Esso, Betje van Blokzijl 21.02.1857 Sobibor 16.04.1943
Frank, Abraham   Klundert 27.12.1872 Sobibor 23.07.1943
Frank-van Oss, Regina Mathilde Werkendam 17.09.1873 Sobibor 23.07.1943
Groot-Dannenberg, Clara de Adelebsen 10.06.1872 Sobibor 30.04.1943
Hes, Hartog  Gorredijk 24.04.1862 Sobibor 07.05.1943
Hes-Marcus, Mietje  Dokkum 20.10.1869 Sobibor 07.05.1943
Visser-Jesaijes, Esther Zwolle 22.10.1860 Sobibor 16.04.1943
Levie-van Dam, Henderiette Ooststellingwerf 31.12.1856 Sobibor 16.04.1943
Polak-Luteraan, Hendrika Zwolle 09.05.1857 Sobibor 16.04.1943
Rudelsheim, Susanna   Zwolle 15.04.1867 Sobibor 02.07.1943
Simon-Lichtenstein, Karoline Münster 15.02.1863 Sobibor 23.04.1943
Vecht, Jacob  Elburg 12.01.1858 Sobibor 16.04.1943
Vegt-Cohen, Essiena  Wildervank 18.12.1863 Sobibor 16.04.1943
Zilverberg-van der Veen, Saartje Beilen 22.07.1902 Sobibor 16.04.1943
Zilverberg, Esther  Zwolle 05.09.1926 Sobibor 16.04.1943
Zilverberg, Izaak Zwolle 01.06.1931 Sobibor 16.04.1943
Zilverberg, Betje Zwolle 12.01.1934 Sobibor 16.04.1943
Zilverberg, Julia Zwolle 22.05.1938 Sobibor 16.04.1943
Zilverberg-Drukker, Reintje Steenwijk 04.12.1903 Sobibor 21.05.1943
Zilverberg, Ester Zwolle 21.10.1934 Sobibor 21.05.1943
Zilverberg, Jetje Zwolle 05.06.1938 Sobibor 21.05.1943
Aaltje Bilderbeek (bron: Stadsarchief Amsterdam)
Bertha Davidson-Salomon (bron: Hans Davidson)
Judikje en Betje van Esso (bron: Fien Cohen-Marcus)
Hartog Hes (bron: familiearchief Hes)
Mietje Hes-Marcus (bron: familiearchief Hes)
Jacob Vecht (bron: Sjoel Elburg)
Ester en Jetje Zilverberg (bron: www.joodsmonument.nl)

Verantwoording

Bronnen:
Administratie Kamp Westerbork (met dank aan José Martin).
Joodse Raad Kaarten uit www.oorlogsbronnen.nl.
Collectie Overijssel, Toegang 702, Archief gemeentebestuur Zwolle, inv.nr. 3009.
Echtpaar Adelaar-van Huiden: https://www.judaica-zwolle.nl/article.php?articleID=180.
Persoonspagina’s van de gedeporteerden op www.joodsmonument.nl.
De dagboeken van Max Hes en de brief van Fijtje Elte-Heijselaar bevinden zich in het familiearchief Hes dat in 2022 zal worden overgebracht naar Collectie Overijssel. Met dank aan Harry N. Hes voor de transcripties en nadere duiding.
Tekst:
Piet den Otter
Laatst bijgewerkt:
Januari 2022